Caresheet Dynastidae
Geplaatst: di 26 jan 2010, 10:32
Caresheet Dynastidae
Deze caresheet geldt voor de meeste grote neushoornkevers (Dynastidae: Dynastes hercules ssp., Megasoma sp.), hoewel voor sommige zeldzamere soorten (Chalcosoma sp.) ietwat andere regels gelden. Gelieve hiervoor steeds vragen bij te stellen.
De caresheet kan ook gelden voor kleinere soorten (Dynastes sp., Allomyrrhina sp., Xylotrupes sp., Oryctes sp., …), maar de dimensies mogen hierbij aangepast worden (grootte van de bakken, substraathoeveelheid, ...).
Stadia + duur
Ei: 1 tot 2 maanden
L1: ongeveer 1 à 2 maanden
L2: ongeveer 2 maanden
L3: 12 tot 36 maanden (voor Dynastes hercules ssp. - Megasoma sp. respectievelijk)
Pop: ongeveer 2 maanden
Imago (volwassen): rustfase (1 maand) + actieve fase (3 tot 8 maanden)
Kleinere soorten doen er gewoonlijk iets minder lang over, maar deze eten ook veel sneller hout + substraat (je moet geregelder het substraat vervangen).
Voorbereiding
Substraat
Voor L1 en L2 larven wordt het substraat het best als volgt samengesteld:
- 1/3 fijngemalen witrot hout (het rot hout dat gemakkelijk met de hand te breken is); het liefst eik, beuk, esdoorn, es, hazelaar... Geen harshoudende bomen (dennen), dat hout eten de larven niet!
- 2/3 bladhumus (fijngemalen rotte bladeren, oftewel ook de fijne laag gelegen onder het rotte bladerdek van het loofbos)
Voor L3 larven geldt de verhouding hout : humus als 1 : 1 (dus 50 % ieder). Het hout mag best het diepst zitten (zodanig dat er een vorm van gelaagdheid ontstaat: zowat 8-10 cm fijngemalen hout op de bodem van de bak, dan pas een overgaan naar humussubstraat).
Eieren mogen gehouden worden in fijn en bevochtigd (niet nat!) bladhumus.
Het substraat mag absoluut niet nat zijn. Met vochtig bedoelt men matig vochtig. Een goede tip hiervoor is: knijp een handvol substraat stevig samen. Indien er water uit loopt is het te nat; indien het substraat samenklit zonder waterverlies is het ok. Het substraat moet ook steeds eerst op temperatuur gebracht worden eer men het in de bak toevoegt.
Temperatuur
Voor de meeste soorten geldt de optimale temperatuur om en bij de 21-22°C, maar dit kan variëren tussen de 18 en 25°C voor sommige soorten.
Kweek
Eieren worden het best gehouden in een bakje gevuld met fijn en vochtig substraat. Het bakje houdt men gesloten, maar tevens geventileerd door een klein aantal luchtgaatjes (4 is ok). Na een tweetal maanden kan men eens in het bakje zoeken naar kleine L1 larfjes.
L1 – L2 larven houdt men in een afgesloten bak (met luchtgaatjes) met substraat (hierin mag een deel van het substraat vanuit de kweekbak overgebracht worden). Per larve rekent men best op minimum 1 liter substraat, dus in een bak van 10 liters kunnen maximaal (!) 10 L1 – L2 larven. Na ongeveer 3 maanden maken de dikke L2 larven pseudococons waarin ze tot L3 vervellen.
Jonge L3 larven (< 50 – 60 g.) hou je, voor de beste resultaten, apart in 5 liter bakken. Oudere mannelijke L3 larven (> 60 – 70 g.) verplaats je vervolgens het best naar 7 tot 10 liter bakken voor een maximale groei. Vrouwelijke larven mogen blijven in 5 liter bakken, daar deze niet zoveel ruimte nodig hebben.
Men kan L3 larven ook steeds samenhouden (maximaal 3 L3’s in 20 liter bakken). Hou hierbij rekening dat het later maken van de popkamer veel ruimte in beslag neemt (zowat 6 cm breed tot 12 à 20 cm lang), dus de bakken zijn het best dan ook zo ruim.
Het substraat vervang je bij deze dimensies het best om de 2 maanden, waarbij je steeds 1/3 van het oorspronkelijke substraat laat liggen (zodanig dat het microbiologisch evenwicht niet te veel verandert) en er dus 2/3 nieuw substraat aanwendt (leg hierbij opnieuw de fijngemalen houtlaag op de bodem van de bak aan gevolgd door een mengeling van het oorspronkelijk en nieuw humussubstraat). Voor substraathoogte geldt 4 à 5 maal de breedte van de larve (dus bijvoorbeeld een L3 larve van 3,5 cm breed houdt men minstens in 15 cm substraat, liefst 20 cm).
Na 12 tot 36 maanden (voor Dynastes hercules spp. geldt L3 vrouw: 12 maanden, L3 man: 18 maanden; voor Megasoma sp. geldt zowel voor vrouw als man L3: 24 - 36 maanden), wanneer ze een gele kleur heeft gekregen, gaat de larve over in een prepop fase waarbij ze eerst het substraat “herschikt” om vervolgens haar popkamer ondergronds te bouwen. Vanaf deze fase laat men de larve met rust (geen substraat meer vervangen). Gewoonlijk zie je na een 3 à 4-tal weken een soort “raampje” aan de bodem van de bak: de popkamer. Hierin zal de zgn. prepop overgaan tot de popfase. De pop herkent men aan zijn oranjebruine kleur, zichtbaar door het “raampje”. Men laat deze vervolgens gedurende een 3-tal maanden rusten en hierna zou de volwassen kever zich uit de popkamer moeten begeven om aan de oppervlakte van het substraat te komen.
Volwassen kevers zijn over het algemeen actief ongeveer 1 maand nadat ze uit de pop gekropen zijn. Ze voeden zich voornamelijk met banaan en/of beetle jelly. Voor het kweken plaatst men in een grote 70 liters bak gevuld met minstens 20 cm substraat (15 cm goed aangedrukt vochtig fijn substraat + 5 à 10 cm niet aangedrukt substraat erbovenop) een koppel of trio (2 vrouwtjes en 1 mannetje) volwassen kevers. Het vrouwtje zou eieren moeten beginnen leggen ongeveer 2 weken na de paring (men kan het mannetje dan verwijderen, maar enkel indien men er zeker van is dat hij gepaard heeft). Ongeveer 2 maanden later kan men het substraat VOORZICHTIG doorzoeken naar eitjes en/of L1 larfjes. Men kan ook 3 maanden wachten en vervolgens alleen L1 larfjes (of misschien vroege L2’s) terugvinden.
En vervolgens herbegint de cyclus.
Deze caresheet geldt voor de meeste grote neushoornkevers (Dynastidae: Dynastes hercules ssp., Megasoma sp.), hoewel voor sommige zeldzamere soorten (Chalcosoma sp.) ietwat andere regels gelden. Gelieve hiervoor steeds vragen bij te stellen.
De caresheet kan ook gelden voor kleinere soorten (Dynastes sp., Allomyrrhina sp., Xylotrupes sp., Oryctes sp., …), maar de dimensies mogen hierbij aangepast worden (grootte van de bakken, substraathoeveelheid, ...).
Stadia + duur
Ei: 1 tot 2 maanden
L1: ongeveer 1 à 2 maanden
L2: ongeveer 2 maanden
L3: 12 tot 36 maanden (voor Dynastes hercules ssp. - Megasoma sp. respectievelijk)
Pop: ongeveer 2 maanden
Imago (volwassen): rustfase (1 maand) + actieve fase (3 tot 8 maanden)
Kleinere soorten doen er gewoonlijk iets minder lang over, maar deze eten ook veel sneller hout + substraat (je moet geregelder het substraat vervangen).
Voorbereiding
Substraat
Voor L1 en L2 larven wordt het substraat het best als volgt samengesteld:
- 1/3 fijngemalen witrot hout (het rot hout dat gemakkelijk met de hand te breken is); het liefst eik, beuk, esdoorn, es, hazelaar... Geen harshoudende bomen (dennen), dat hout eten de larven niet!
- 2/3 bladhumus (fijngemalen rotte bladeren, oftewel ook de fijne laag gelegen onder het rotte bladerdek van het loofbos)
Voor L3 larven geldt de verhouding hout : humus als 1 : 1 (dus 50 % ieder). Het hout mag best het diepst zitten (zodanig dat er een vorm van gelaagdheid ontstaat: zowat 8-10 cm fijngemalen hout op de bodem van de bak, dan pas een overgaan naar humussubstraat).
Eieren mogen gehouden worden in fijn en bevochtigd (niet nat!) bladhumus.
Het substraat mag absoluut niet nat zijn. Met vochtig bedoelt men matig vochtig. Een goede tip hiervoor is: knijp een handvol substraat stevig samen. Indien er water uit loopt is het te nat; indien het substraat samenklit zonder waterverlies is het ok. Het substraat moet ook steeds eerst op temperatuur gebracht worden eer men het in de bak toevoegt.
Temperatuur
Voor de meeste soorten geldt de optimale temperatuur om en bij de 21-22°C, maar dit kan variëren tussen de 18 en 25°C voor sommige soorten.
Kweek
Eieren worden het best gehouden in een bakje gevuld met fijn en vochtig substraat. Het bakje houdt men gesloten, maar tevens geventileerd door een klein aantal luchtgaatjes (4 is ok). Na een tweetal maanden kan men eens in het bakje zoeken naar kleine L1 larfjes.
L1 – L2 larven houdt men in een afgesloten bak (met luchtgaatjes) met substraat (hierin mag een deel van het substraat vanuit de kweekbak overgebracht worden). Per larve rekent men best op minimum 1 liter substraat, dus in een bak van 10 liters kunnen maximaal (!) 10 L1 – L2 larven. Na ongeveer 3 maanden maken de dikke L2 larven pseudococons waarin ze tot L3 vervellen.
Jonge L3 larven (< 50 – 60 g.) hou je, voor de beste resultaten, apart in 5 liter bakken. Oudere mannelijke L3 larven (> 60 – 70 g.) verplaats je vervolgens het best naar 7 tot 10 liter bakken voor een maximale groei. Vrouwelijke larven mogen blijven in 5 liter bakken, daar deze niet zoveel ruimte nodig hebben.
Men kan L3 larven ook steeds samenhouden (maximaal 3 L3’s in 20 liter bakken). Hou hierbij rekening dat het later maken van de popkamer veel ruimte in beslag neemt (zowat 6 cm breed tot 12 à 20 cm lang), dus de bakken zijn het best dan ook zo ruim.
Het substraat vervang je bij deze dimensies het best om de 2 maanden, waarbij je steeds 1/3 van het oorspronkelijke substraat laat liggen (zodanig dat het microbiologisch evenwicht niet te veel verandert) en er dus 2/3 nieuw substraat aanwendt (leg hierbij opnieuw de fijngemalen houtlaag op de bodem van de bak aan gevolgd door een mengeling van het oorspronkelijk en nieuw humussubstraat). Voor substraathoogte geldt 4 à 5 maal de breedte van de larve (dus bijvoorbeeld een L3 larve van 3,5 cm breed houdt men minstens in 15 cm substraat, liefst 20 cm).
Na 12 tot 36 maanden (voor Dynastes hercules spp. geldt L3 vrouw: 12 maanden, L3 man: 18 maanden; voor Megasoma sp. geldt zowel voor vrouw als man L3: 24 - 36 maanden), wanneer ze een gele kleur heeft gekregen, gaat de larve over in een prepop fase waarbij ze eerst het substraat “herschikt” om vervolgens haar popkamer ondergronds te bouwen. Vanaf deze fase laat men de larve met rust (geen substraat meer vervangen). Gewoonlijk zie je na een 3 à 4-tal weken een soort “raampje” aan de bodem van de bak: de popkamer. Hierin zal de zgn. prepop overgaan tot de popfase. De pop herkent men aan zijn oranjebruine kleur, zichtbaar door het “raampje”. Men laat deze vervolgens gedurende een 3-tal maanden rusten en hierna zou de volwassen kever zich uit de popkamer moeten begeven om aan de oppervlakte van het substraat te komen.
Volwassen kevers zijn over het algemeen actief ongeveer 1 maand nadat ze uit de pop gekropen zijn. Ze voeden zich voornamelijk met banaan en/of beetle jelly. Voor het kweken plaatst men in een grote 70 liters bak gevuld met minstens 20 cm substraat (15 cm goed aangedrukt vochtig fijn substraat + 5 à 10 cm niet aangedrukt substraat erbovenop) een koppel of trio (2 vrouwtjes en 1 mannetje) volwassen kevers. Het vrouwtje zou eieren moeten beginnen leggen ongeveer 2 weken na de paring (men kan het mannetje dan verwijderen, maar enkel indien men er zeker van is dat hij gepaard heeft). Ongeveer 2 maanden later kan men het substraat VOORZICHTIG doorzoeken naar eitjes en/of L1 larfjes. Men kan ook 3 maanden wachten en vervolgens alleen L1 larfjes (of misschien vroege L2’s) terugvinden.
En vervolgens herbegint de cyclus.